Ons land is gezegend met een groot voordeel: elektrische energie uit zon en wind vullen elkaar perfect aan.
Het verschil, gebaseerd op de laatste 10 jaar, tussen de maand met de hoogste gemiddelde opbrengst en met de laagste gemiddelde opbrengst, is nog geen 20%. De hernieuwbare energie die we door de koperen kabels laten stromen is dus nagenoeg constant, onafhankelijk van de periode waarin we ons bevinden.
We leven hier boven de evenaar, dus de zon is meer en intenser aanwezig tussen maart en september dan in de andere maanden. Voor wind is het net andersom, er is meer windenergie in de winter en minder in de zomer. Onze windopbrengst is gekoppeld aan de hoger gelegen straalstroom, die afhankelijk is van het temperatuurverschil tussen koude noordpool lucht en warmere lucht uit het zuiden.
Elektriciteit dekt slechts 20% van ons totale energieverbruik. Doch zal ten gevolge van de groeiende elektrificatie (industrie, elektrische voertuigen, warmtepompen, …) het aandeel stijgen tot grosso modo 50% in 2050.
Daarentegen is ons verbruikspatroon minder constant dan de aanvoer van de groene elektronen, want het energieverbruik is gelieerd aan de buitentemperatuur. Hoe kouder buiten, hoe groter de vraag naar energie. Voor de industrie maar vooral voor gebouwen, zal de vraagzijde veel hoger zijn naarmate het kwik in de thermometer laag staat.
Het 80% niet-elektrische energieverbruik krijgen we als overheid en bedrijf, maar ook als burger, het snelste naar beneden door daadkrachtig te investeren in energie-efficiënte toepassingen en isolatie, én door slim om te gaan met de kostbare kWh.
Wetende dat België voorlopig slechts 13% van z’n elektriciteit haalt uit windenergie (= 3%-punt lager dan het gemiddelde van de EU), en dat amper 10% van onze daken bedekt zijn met zonnepanelen, is er ook aan de aanbodzijde nog veel marge voor verbetering.
Een immense uitdaging voor de komende jaren …